Mensenrechten in het onderwijs

Racisme wordt in Nederland volop besproken na de Black Lives Matterprotesten in de Verenigde Staten. Er is een petitie gestart om racisme op te nemen in het onderwijs en er vinden anti-racismedemonstraties plaats omdat ook hier mensenrechten worden geschonden. Maar in hoeverre moeten mensenrechten in het onderwijs behandeld worden?

De makers van de petitie ‘racisme moet verplicht behandeld worden op school’ vinden dat racisme en discriminatie al op jonge leeftijd moet worden tegengegaan, zodat kinderen de mogelijkheid krijgen om gelijkwaardig en onbevooroordeeld op te groeien. Ze willen dat racisme een verplicht thema wordt bij zowel het basis- als  voortgezet onderwijs. Als racisme of discriminatie plaatsvindt, worden mensenrechten geschonden. Onze rechten zijn vastgesteld in het Verdrag voor de Rechten van de Mens. Wat mensenrechten inhouden, voor wie ze gelden en wat de oorsprong is wordt uitgelegd in de onderstaande infographic:

Mensenrechten opgenomen in het onderwijs

Voor het voortgezet onderwijs zijn 58 kerndoelensets opgesteld door het SLO nationaal expertisecentrum leerplanontwikkeling. De organisatie ontwikkelt onderwijscurricula van het primair, speciaal en voortgezet onderwijs. De kerndoelen hebben een verplichtend karakter, ze stammen uit 2006 en zijn sindsdien alleen op onderdelen aangevuld, schrijft het SLO in het rapport ‘over kerndoelen en eindtermen’. In het rapport ‘karakteristieken en kerndoelen’ worden de kerndoelen benoemd. Kerndoel 47 gaat over mensenrechten:

“De leerling leert actuele spanningen en conflicten in de wereld te plaatsen tegen hun achtergrond, en leert daarbij de doorwerking ervan op individuen en samenleving (nationaal, Europees en internationaal), de grote onderlinge afhankelijkheid in de wereld, het belang van mensenrechten en de betekenis van internationale samenwerking te zien.

Het is opgenomen in het onderwijscurriculum, maar in hoeverre wordt het opgenomen in het dagelijks onderwijs? Onderzoeksbureau Kaleidos Research publiceerde in 2012 het onderzoek ‘Mensenrechten en wereldburgerschap in het onderwijs’. Hieruit komt naar voren dat het thema mensenrechten belangrijk is in het voortgezet onderwijs. 72% van de leraren besteedt hier in de reguliere lessen aandacht aan. Maar het percentage van leraren dat structureel aandacht besteedt aan mensenrechten ligt veel lager, namelijk 15%. Het onderzoeksbureau trekt dan ook de conclusie dat er weinig docenten zijn die structureel aandacht geven aan mensenrechten in hun onderwijs.

Gastlessen door Amnesty

Amnesty Nederland wil dat anti-discriminatie en mensenrechten centraal komen te staan in het onderwijs. Ria Sonnenberg geeft namens Amnesty gastlessen aan jongeren in het voortgezet onderwijs en het mbo. Sonnenberg legt uit waarom het belangrijk is om meerdere bronnen te bekijken als je het hebt over mensenrechten: “Zo bekijk je iets vanuit meerdere kanten en kun je beter een eigen mening vormen. Het voorkomt ook tunnelvisie.” Sonnenberg vertelt over het belang van haar gastlessen en waarom het onderwerp volgens haar meer in het onderwijs moet worden opgenomen.

Docent aan het woord

Paul de Haan is docent op het voortgezet speciaal onderwijs. Naast geschiedenis en maatschappijleerlessen houdt hij zich bezig met zijn online platform Paulus Historicus. Hij maakt video’s en neemt samen met een andere geschiedenisdocent podcasts op. Hoe kijkt hij aan tegen mensenrechten in het onderwijs?

De Haan: “Ik merk erg dat mensen het idee hebben dat het niet of te weinig behandeld wordt, terwijl wij er eigenlijk de hele dag mee bezig zijn.” De docent noemt een voorbeeld: “Bij mijn huidige baan kijken de leerlingen en ik ’s morgens als eerste het nieuws. Vervolgens hebben we gesprekken over de belangrijkste onderwerpen, die gaan vrijwel altijd over mensenrechten.”

De eerder genoemde petitie wil dat er meer geschiedenislessen worden besteed aan het verleden van de Nederlandse slavernij en arbeidsmigratie. Hier gaat het nu nog te weinig over volgens de petitiemakers. “Je moet je voorstellen dat de geschiedenis van de wereld enorm is. Dan kun je niet alles compleet uitleggen aan leerlingen, zoveel informatie trekken ze niet. Daarom zijn de leerdoelen vanuit de overheid en daarmee de methodes meer Europees en Nederlands gecentreerd”, legt De Haan uit. Daarnaast is er een beperkt aantal lesuren en zijn er andere leerdoelen die moeten worden doorgenomen. “Als mensenrechten structureel behandeld moeten worden, dan moeten er ook meer lesuren voor komen. Maar het is altijd een onderwerp dat besproken moet blijven worden.”

Het blijft belangrijk alle kanten van een verhaal te laten zien. De Haan doet dit door zoveel mogelijk uitleg te geven bij de verschillende kanten van een verhaal. Hij geeft aan dat dit bij recentere gebeurtenissen in het verleden lastiger is. “Bij de recente geschiedenis spelen er vaak gevoelens mee. Je legt beide kanten uit, maar leerlingen hebben vaak al een mening.” De docent probeert dan niet te oordelen en geeft dan vooral feiten. “Ik vind het belangrijk om onpartijdig te zijn en leerlingen zelf een mening te laten vormen”, geeft hij aan.

Interview met columniste Jessica Kuitenbrouwer

Jessica Kuitenbrouwer schrijft deze zomer dagelijks een column voor Het Parool over wat zij ziet als inwoner van het Amsterdamse centrum. Ze studeerde Theaterwetenschap met een minor in Journalistiek en Taalkunde, gevolgd door de master Dramaturgie. Hoe gaat Kuitenbrouwer te werk als columniste? En wat vraagt een genre als column van de schrijver?

Door haar studies heeft Kuitenbrouwer eerder een achtergrond in de storytelling dan in de journalistiek geeft ze aan, maar het vak is haar niet onbekend. “Ik ben opgegroeid in een journalistenfamilie, dus van huis uit heb ik het wel meegekregen”, vertelt ze. Ze merkt dat haar benadering anders is dan die van haar collega’s. Kuitenbrouwer: “Ik ga uit van de menselijke verhalen en überhaupt het verhalende potentieel in een onderwerp, niet zozeer van een nieuwsaanleiding. Ik word getriggerd door heftige misstanden zodra ze menselijk worden.”

Hoe gaat u te werk?

“Mijn werkweek loopt eigenlijk van zaterdagochtend tot donderdagochtend. Zaterdag schrijf ik voor de column van de krant van maandag, zo doe ik dat voor elke dag”, zegt de columniste. Zo heeft ze haar stuk meestal 24 uur voor de deadline af. “Ik ben erg flexibel, eerst schreef ik wel van maandag tot en met vrijdag, maar als er iets in het weekend gebeurde kon ik het dan nergens meer kwijt.”

Hoe begint u met het produceren van uw columns?

“Het begint in mijn hoofd. Op straat zie ik iets dat me opvalt, dat onthoud ik dan zo goed mogelijk. Gelukkig heb ik een goed geheugen en kan ik dingen goed reconstrueren”, lacht Kuitenbrouwer. “Ik kijk goed om me heen en bedenk waarom iets voor mij opvalt. Daar denk ik bewust en onbewust over na tot ik een soort antwoord kan formuleren. Soms is dit een emotionele reden, maar het kan ook nieuw zijn.” Ze besluit dan of het een beschrijvende column of een analyse wordt. Kuitenbrouwer: “Een tijdje terug zag ik mensen met wonderlijke vervoersmiddelen door het centrum rijden. Jongens met skateboards, mensen op huurscooters. Ik vroeg me af waarom ze niet gewoon met de tram gingen, die vraag ga ik dan proberen om te beantwoorden.” 

Verbindt u uw columns aan actuele gebeurtenissen?

“Ja en nee. Soms wel, bijvoorbeeld hoe Pride dit jaar anders is dan vorig jaar, zonder botenparade. Maar het is geen opinie op de actualiteit.” Zo gaat de columniste niet over de explosie in Libanon schrijven. “De gebeurtenis grijpt me aan, maar het valt buiten mijn thema en opdracht. Ik zou nog wel een vergelijking kunnen maken als zoiets in Amsterdam gebeurt, maar dan voelt het voor mij alsof het er met de haren bij gesleept is en dan is het beter om dat niet te doen, denk ik.”

Hoe zet u een column uiteindelijk op papier?

“Met tegenzin vaak. Als ik fit en vrolijk ben, heb ik na de lunch de eerste zin snel op papier en komt de rest vanzelf. Maar ik kan het ook lang uitstellen omdat ik niet goed weet waar ik dan heen wil met mijn stuk. Tot ik grip vind en gewoon een zin opschrijf.” Dat is iets dat de schrijfster geleerd heeft van het vaak achter elkaar produceren. “Je moet niet bang zijn iets lelijks op te schrijven, want zodra je een zin opschrijft komt de rest altijd wel vanzelf.”

In hoeverre doet u onderzoek voordat u een column schrijft?

“Ik check bijvoorbeeld of geografische ligging klopt, dit doet de eindredactie ook. Ik schreef eens dat een boot van daar naar daar voer, maar dat kon niet want hij moest eerst nog via een andere weg. Zulke dingen check ik buiten of via Google Maps”, geeft ze aan. “Daarnaast ga ik na het schrijven nog een rondje lopen door de buurt om te verifiëren of wat ik gezien echt zo is. Als ik dat niet nog eens zie is het een incident en geen trend.” Toch blijft het een column vindt Kuitenbrouwer: “Ik ben geen onderzoeksjournalist als ik een column aan het schrijven ben. Zo stop ik geen te bebouwde stellingen in mijn stukken.”  

Hoever kun je dan gaan bij het schrijven van columns versus bij de ‘gewone’ journalistiek?

“Ik denk dat je daarvoor bij je eigen kompas te rade moet gaan. Ikzelf ben vrij eerlijk, ik zal iets nooit 100 procent uit mijn duim zuigen. Een keer heb ik een dialoog zo grotesk geschreven dat mensen weten dat het satire is. Dan doe ik dat om een punt te maken”, grinnikt de columniste. “Maar ik zal nooit een persoon die hier woont en iets doet uit mijn duim zuigen of claimen dat ik ergens bij was waar ik niet bij was. Daar ligt voor mij de grens”, vertelt ze. Ook noemt ze mensen niet bij naam zonder dat ze dat besproken heeft. “Ze verwachten te praten met hun buurmeisje en niet met Jessica Kuitenbrouwer, columniste van Het Parool.” Wel voegt Kuitenbrouwer soms mensen bij elkaar als samengestelde personages. “Alle anekdotes die ik schrijf zijn ook echt zo gebeurd. Ik kook ze alleen soms wat in, ik heb namelijk maar 400 woorden voor heel de situatie.”